U bent hier
Mits voldoende draagvlak bij buurlanden is de Vlaamse Regering er voorstander van om wissel zomer-wintertijd af te schaffen
“De Vlaamse Regering is er voorstander van om de jaarlijkse omschakeling van zomer- naar wintertijd af te schaffen en te kiezen voor een geharmoniseerd tijdsysteem op voorwaarde dat er voldoende draagvlak is bij onze buurlanden, tevens onze belangrijkste handelspartners. Deze afstemming met onze buurlanden is essentieel voor een goede werking van onze interne markt die we te allen tijde moeten waarborgen”, aldus minister-president Geert Bourgeois.
De Europese Commissie stelde op 12 september 2018 voor om de omschakeling tussen zomer- en wintertijd in Europa vanaf 2019 af te schaffen. Het is aan de EU-lidstaten zelf om te kiezen of ze voortaan permanent de zomer- dan wel wintertijd willen toepassen.
“We treden het voorstel van de Europese Commissie bij tot afschaffing van de wissel. Uit onze analyse blijkt dat het wegnemen van de negatieve effecten van abrupte wijzigingen positief wordt onthaald en de negatieve gevolgen ervan niet groter zouden zijn dan deze vastgesteld bij het behoud van de wissel. We willen in dit stadium echter geen definitieve keuze voor zomer- of wintertijd naar voren schuiven. Er zijn bevragingen gebeurd bij alle Vlaamse beleidssectoren waaruit geen welbepaalde voorkeur blijkt. Het is nu eerst en vooral belangrijk om af te stemmen met onze belangrijkste EU-partners, de Benelux, Duitsland en Frankrijk en in consensus te beslissen”, vervolgt Bourgeois.
Het lijkt de Vlaamse Regering bovendien weinig realistisch om voor de Europese verkiezingen van 2019 overeenstemming te bereiken. “Ik pleit voor een zo breed mogelijke gedragen regeling binnen de Europese Unie. Het zou daarom beter zijn om de regeling, welke deze ook zal zijn, nog met minstens 1 jaar uit te stellen. Op die manier is er tijd genoeg om te analyseren en te overleggen met de andere lidstaten en onze buurlanden in het bijzonder.”
Ten slotte moet volgens Bourgeois de EU in dit dossier net het voortouw nemen in plaats van het te laten afhangen van onderlinge akkoorden tussen de lidstaten. “Het eindresultaat moet meer harmonisatie zijn. De huidige eengemaakte economische tijdsruimte mag in geen geval kleiner worden door de afschaffing van de bestaande richtlijn”, besluit Bourgeois.